Sign in
|
English
|
Terms of Use
Dictionary
Forum
Contacts
Russian
⇄
Abkhaz
Afrikaans
Arabic
Bashkir
Bulgarian
Chinese
Czech
Danish
Dutch
English
Esperanto
Estonian
Finnish
French
Georgian
German
Greek
Hebrew
Hindi
Hungarian
Italian
Japanese
Kalmyk
Khmer
Latvian
Norwegian Bokmål
Polish
Portuguese
Spanish
Swedish
Tajik
Turkish
Ukrainian
Vietnamese
Terms
containing
бояться
|
all forms
|
exact matches only
Subject
Russian
Dutch
gen.
без
боя
zonder slag of stoot
gen.
бояться
Бога
vrezen voor God
(
Родриго
)
gen.
бояться
известности
de publiciteit schuwen
(
Сова
)
gen.
бояться
чего-л.
как огня
als de dood voor
iets
zijn
gen.
бояться
чего-л.
как огня
als de dood van
iets
zijn
gen.
быть убитым в
бою
gesneuveld zijn
(
alenushpl
)
gen.
вам нечего
бояться
u hebt niets te vrezen
gen.
ведение
боя
gevechtsvoering
gen.
взять с
бою
uitvechten
gen.
выйти из
боя
het krijt ruimen
gen.
выходить из
боя
zich uit het gevecht losmaken
gen.
готовый к
бою
slagvaardig
gen.
готовый к
бою
strijdvaardig
mil.
готовый к
бою
gevechtsklaar
gen.
готовый к
бою
in het harnas
mil.
иметь дальность
боя
dragen
gen.
механизм
боя
slagwerk
(в часах)
gen.
не
бойся
!
wees maar niet benauwd!
gen.
не
бойся
!
wees maar niet bang!
gen.
не
бойся
!
ban uw vrees!
saying.
не
бойся
, так скоро это не случится
als de lucht invalt zijn alle mussen dood
(
Сова
)
gen.
не
бояться
iem., iets
aandurven
(кого-л., чего-л.)
gen.
он
боится
, что дела пойдут плохо
hij zit erover in
inf.
очень
бояться
Spaans benauwd
(het Spaans benauwd krijgen
Vasstar
)
gen.
пасть в
бою
gesneuveld zijn
(
alenushpl
)
gen.
приготовиться к
бою
zich ten strijde gorden
fig.
приготовляться к
бою
zich de lendenen omgorden
gen.
тяжело в ученье-легко в
бою
jong geleerd, oud gedaan
(
Ukr
)
gen.
этого нечего
бояться
't heeft geen nood
gen.
я
боюсь
за его жизнь
ik vrees voogdijschap zijn leven
Get short URL