DictionaryForumContacts

Morphology analysis
omschakelen (18) | Verb
1 aanomschakelen
2 aanomschakelend
3 aangeomschakeld
4 omschakel
5 omschakelt
6 omschakelt
7 omschakelen
8 omschakelen
9 omschakelen
10 aangeomschakeld
11 aangeomschakeld
12 aangeomschakeld
13 aangeomschakeld
14 aangeomschakeld
15 aangeomschakeld
16 omschakelde
17 omschakelde
18 omschakelde
19 omschakelden
20 omschakelden
21 omschakelden
22 aangeomschakeld
23 aangeomschakeld
24 aangeomschakeld
25 aangeomschakeld
26 aangeomschakeld
27 aangeomschakeld
28 aanomschakelen
29 aanomschakelen
30 aanomschakelen
31 aanomschakelen
32 aanomschakelen
33 aanomschakelen
34 aangeomschakeld
35 aangeomschakeld
36 aangeomschakeld
37 aangeomschakeld
38 aangeomschakeld
39 aangeomschakeld
40 aanomschakelen
41 aanomschakelen
42 aanomschakelen
43 aanomschakelen
44 aanomschakelen
45 aanomschakelen
46 aangeomschakeld
47 aangeomschakeld
48 aangeomschakeld
49 aangeomschakeld
50 aangeomschakeld
51 aangeomschakeld
52 omschakel
omschakelen (119) | Verb
1 omschakelen
2 omschakelend
3 omgeschakeld
4 om
5 om
6 om
7 om
8 om
9 om
10 omgeschakeld
11 omgeschakeld
12 omgeschakeld
13 omgeschakeld
14 omgeschakeld
15 omgeschakeld
16 om
17 om
18 om
19 om
20 om
21 om
22 omgeschakeld
23 omgeschakeld
24 omgeschakeld
25 omgeschakeld
26 omgeschakeld
27 omgeschakeld
28 omschakelen
29 omschakelen
30 omschakelen
31 omschakelen
32 omschakelen
33 omschakelen
34 omgeschakeld
35 omgeschakeld
36 omgeschakeld
37 omgeschakeld
38 omgeschakeld
39 omgeschakeld
40 omschakelen
41 omschakelen
42 omschakelen
43 omschakelen
44 omschakelen
45 omschakelen
46 omgeschakeld
47 omgeschakeld
48 omgeschakeld
49 omgeschakeld
50 omgeschakeld
51 omgeschakeld
52 om