DictionaryForumContacts

Morphology analysis
afhangen (42) | Verb
1 aanafhangen
2 aanafhangend
3 aangeafhangd
4 afhang
5 afhangt
6 afhangt
7 afhangen
8 afhangen
9 afhangen
10 aangeafhangd
11 aangeafhangd
12 aangeafhangd
13 aangeafhangd
14 aangeafhangd
15 aangeafhangd
16 afhangde
17 afhangde
18 afhangde
19 afhangden
20 afhangden
21 afhangden
22 aangeafhangd
23 aangeafhangd
24 aangeafhangd
25 aangeafhangd
26 aangeafhangd
27 aangeafhangd
28 aanafhangen
29 aanafhangen
30 aanafhangen
31 aanafhangen
32 aanafhangen
33 aanafhangen
34 aangeafhangd
35 aangeafhangd
36 aangeafhangd
37 aangeafhangd
38 aangeafhangd
39 aangeafhangd
40 aanafhangen
41 aanafhangen
42 aanafhangen
43 aanafhangen
44 aanafhangen
45 aanafhangen
46 aangeafhangd
47 aangeafhangd
48 aangeafhangd
49 aangeafhangd
50 aangeafhangd
51 aangeafhangd
52 afhang
afhangen (19) | Verb
1 afhangen
2 afhangend
3 afgehangen
4 af
5 af
6 af
7 af
8 af
9 af
10 afgehangen
11 afgehangen
12 afgehangen
13 afgehangen
14 afgehangen
15 afgehangen
16 af
17 af
18 af
19 af
20 af
21 af
22 afgehangen
23 afgehangen
24 afgehangen
25 afgehangen
26 afgehangen
27 afgehangen
28 afhangen
29 afhangen
30 afhangen
31 afhangen
32 afhangen
33 afhangen
34 afgehangen
35 afgehangen
36 afgehangen
37 afgehangen
38 afgehangen
39 afgehangen
40 afhangen
41 afhangen
42 afhangen
43 afhangen
44 afhangen
45 afhangen
46 afgehangen
47 afgehangen
48 afgehangen
49 afgehangen
50 afgehangen
51 afgehangen
52 af